in arcade
In de ontwikkeling van de
romaanse
naar de
gotische bouwkunst
speelt het
concentreren van de druk, die op de wanden van het
schip
wordt uitgeoefend, een hoofdrol.
Wanneer je de
middenbeuk
van het schip in vierkanten verdeelt en de
vier hoeken heel sterk maakt, kan de rest ontlast worden.
Dat leidt tot een
scheiboogarcade
met zeer zware
pijlers.
De
scheibogen
worden dan te groot,
ze moeten immers het gewicht van het opgaande muurwerk dragen.
Daarom worden tussen de zware pijlers 'tussenzuilen' geplaatst.
Het resultaat is een afwisseling: alternerend zien we zware en lichte pijlers (of zuilen).
We gebruiken deze term ook wanneer een zware pijler gevolgd wordt door steeds twee lichtere.
Wanneer het schip een houten plafond heeft, is het alternerend stelsel vooral decoratief.
Worden er
kruisgraatgewelven
over de vierkanten geslagen,
dan vangt het alternerend stelsel de druk perfect op. We spreken in dat geval van het
'
gebonden stelsel'.
De stap van het kruisgraatgewelf naar het
kruisribgewelf
volgt in de overgang van romaans naar gotiek.
Veel vroege gotische kerken hebben een alternerend stelsel in combinatie met
zesdelig kruisribgewelven:
de extra
ribben
zijn bedoeld voor de 'tussenzuilen'.
Door in de volgende fase de vierkante grondvorm los te laten en de kruisribgewelven over rechthoekige
traveeën
te slaan, vervalt de noodzaak voor het alternerend stelsel.
Tekst: Jean Penders, 06-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders